De Concessien tot Mijnontginning in Nederl. Indie na het Kon. Besluit van 2 September 1873

Reinier D. Verbeek
1887 De Economist  
een nuttig werk verricht, door in de April-aflevering van dit tijdschrift eene samenstelling te leveren van de voornaamste aanvragen die sedert de afkondiging van her Koninklijk besluit van 2 September 1873 No. 13 bij de l~ederl. Indisehe Regeering inkwamen tot ontginning van delfstoffen, en velen zullen met mij hem daarvoor dankbaar zijn. De schrijver zegt ann her slot van zijn opstel~ dat bet zijne bedoeling niet was cri~iek nit te oefenen of de houding nate gaan die de Staat tegenover de
more » ... iculiere nijverheid heeft aante nemen. Hij wensehte alleen te resumeeren war door particulieren in dit opzieht gesehied is. Toch, zeker & son insu, doer de Heer B. v. B. her eerste wel, wanneer hij als zijne meening to kennen geeft, dat men van eene nieuwe regeling niet te reel moet verwachten, aangezien van eene mijnwetgeving~ al is zij nog zoo goed, geen plotselinge ommekeer van zaken te waehten is, terwijl volgens zijn oordeel bij eene nieuwe regeling vooral ook voorzieningen dienen getroffen te worden om speculatie in mijneoneessien zoo reel mogelijk tegen te gaan. Ik moet in dit opzicht met den geachten schrijver van gevoelen verschillen en wil trachten mijne uiteenloopende meening te motiveeren. De ondervinding in alle landen heeft duidelijk doen uitkomen~ dat, ten gevolge van her eigenaardig karakter der mijnbouwin-dustrie~ de wijze hoe her recht tot ontginning der delfstoffen verkregen en door de ontginners uitgeoefend mag worden~ in her belang van her algemeen~ door de regeering moet worden geregeld. De ondervinding heeft aangetoond, dat indien her ont-
doi:10.1007/bf02211991 fatcat:rcwyft4pnncgxbagcsunq3rpsm