H. Nicolai, De Kingma-kroniek, of, hoe een familiegeheugen meer dan tweehonderdvijftig jaar intact bleef
W. Pelt
1999
BMGN: Low Countries Historical Review
Recensies 271 boekje nadert doelbewust de roman en lijdt wellicht hierdoor aan iets te modieus taalgebruik. Wat heeft de onderzoeker niettemin aan deze publicatie? Ten eerste is het een verdienste van Van der Veen dat hij onbenut Spaanstalig archiefmateriaal heeft verwerkt. Ook doet hij op basis van heterogene bronnen recht aan de meeste fasen uit Ripperda's leven. Deze publicatie is in haar genre dan ook een vooruitgang ten opzichte van haar voorganger uit 1968 van G. P. J. van Alkemade, die
more »
... n der Veen overigens niet noemt. Daarmee is tegelijk een algemeen manco aangeroerd. De auteur presenteert een aantal nuttige noten, maar te vaak blijven verwijzingen achterwege, zodat de wetenschappelijke bruikbaarheid geringer is dan mogelijk was geweest. Hij suggereert hierdoor bij de leek tevens een grotere originaliteit dan hem toekomt. Zo plaatst Van der Veen Ripperda in een reeks van tijdgenoten-avonturiers zonder te verantwoorden dat W. A. Verschuer op soortgelijke wijze zijn proefschrift uit 1861 over Ripperda's Spaanse periode beëindigt. Ook brengt Van der Veen sommige biografische gegevens met een niet gestaafde stelligheid. Zo kiest hij zonder overweging in een voorlaatste noot voor 1680 als geboortejaar en schrijft hij met zekerheid over Johan Willems opleiding bij de jezuïeten te Keulen, maar waar liggen de bewijzen? Een voorbeeld van romantisering is de verbinding tussen een afgebeelde gravure van 1727-1728 en het reisverhaal van Nehemia Vegelin van Claerbergen uit 1719. Van der Veen laat Nehemia Ripperda 'in innig gebed verzonken' aantreffen (38-39); in het journaal is Ripperda slechts geknield voor een beeld (Ryksargyf Fryslân). Verderop schrijft hij een typering van de Spaanse ambassadeur Lau les te Parijs foutief aan diens collega Beretti Landi in Den Haag toe (42). De jeugdigheid van Ripperda's tweede vrouw concludeert hij uit het amusante gegeven dat zij net bij de nonnetjes vandaan kwam. Ze was inderdaad achttien volgens een van de schaarse stukken in Ripperda's familiearchief (Rijksarchief Groningen). Op weg naar Wenen voorziet Van der Veen Ripperda reeds van een pseudoniem (46), terwijl Verschuer en A. von Arneth hem dit pas na aankomst gunnen. Zo hoopten de Habsburgse autoriteiten Ripperda's missie werkelijk geheim te houden. Het zijn uiteraard de details waarover de doorsnee lezer zich niet hoeft te bekommeren, maar het maakt de onderzoeker huiverig. Johan Willem Ripperda is fraai geïllustreerd, maar het herhalen van de kleurenfoto's in zwartwit vanwege de bijschriften lijkt te veel op bladvulling. Dit sluit onbedoeld goed aan bij de vele luchtkastelen van de hoofdpersoon, maar doet geen recht aan de kennis van de auteur over zijn onderwerp. Deze had een meer gedegen studie kunnen opleveren.
doi:10.18352/bmgn-lchr.4973
fatcat:sl2egn6bazgavo6e2zojy5wq4e