H. Coumou, Sociale pedagogiek in Nederland 1900-1950
B. Kruithof
2000
BMGN: Low Countries Historical Review
Recensies voorgeschiedenis van de republiek der Zuid-Molukken al veel gepubliceerd, maar die documentatie is nogal verspreid en gemakkelijk aan te vullen met hetgeen in ARA-archieven als die inzake de Indische algemene secretarie en rapportage Indonesië voorhanden is. C. Fasseur H. Coumou, Sociale pedagogiek in Nederland 1900-1950 (Dissertatie Leiden 1998 Leiden: DSWO press, 1998, 231 blz., ISBN 90 6695 138 9). In 1949 werd in het Academisch statuut voor het eerst als afzonderlijke
more »
... g de pedagogiek opgenomen. Het onderdeel daarvan dat zich richtte op de opgroeiende jeugd kreeg in de praktijk de benaming 'sociale pedagogiek'. Die term bestond al meer dan een eeuw. In zijn proefschrift gaat Coumou na, wat men daar in de Nederlandstalige literatuur tot plusminus 1950 eigenlijk onder verstond. Een zekere vaagheid heeft het begrip 'sociale pedagogiek'van het begin af aan gehad. Immers, zulke diverse terreinen en thema's als de verhouding tussen individu en gemeenschap, opvoeding tot staatsburgerschap, de pedagogische taak van de school, de relatie tussen sociale pedagogiek en sociaal werk en heel algemeen het overdragen van waarden en normen in het belang van een geordende samenleving werden er in de wandeling mee aangeduid. Coumou hanteert geen afgebakende definitie van zijn onderwerp. Hij gaat er vanuit dat sociale pedagogiek dat is, wat iedereen die erover heeft geschreven sociale pedagogiek noemt. De voornaamste ideeën daarover stamden uit Duitsland. Maar vanaf de eeuwwisseling werd er ook door Nederlandse pedagogen enthousiast over geschreven. Moet het in de opvoeding gaan om de ontwikkeling van de persoon als individu? Of is het individu ondergeschikt aan de gemeenschap waar het toe behoort, en moet het kind als een sociaal wezen beschouwd worden, dat door die gemeenschap en voor die gemeenschap gevormd moet worden, zoals bijvoorbeeld de katholiek Lamers voorstaat? Is sociale pedagogiek identiek aan 'staats-opvoeding' zoals veel protestantse pedagogen als Bavinck en Kohnstamm menen? Zij staan daar afwijzend tegenover. Voor hen dient de opvoeding uit te gaan van 'de ouders of van particulieren', niet van de staat. Sociaal-pedagogen vinden daarentegen dat de kosteloze, neutrale staatsschool de beste plaats is voor opvoeding: "de school aan de ouders' is eene anti-sociale leuze. Men zou ... de beunhazerij en het onverstand in de hand werken, als men aan de ouders medezeggenschap gaf in vragen, waar zij geen verstand van hebben'. Coumou vat de vaak betrekkelijk verwarde debatten kort en helder samen, en onderscheidt naast aperte voor-en tegenstanders van sociale pedagogiek ook een aantal pedagogen datsociale en individuele pedagogiek wil combineren. Hij noemt onder anderen de gereformeerde hoogleraar theologie Herman Bavinck. Die hoopte op een synthese: 'individu en gemeenschap ... zijn correlata, staan in wisselwerking, oefenen beide invloed op elkaar uit'. Al meteen in het begin van zijn dissertatie maakt Coumou duidelijk dat het hem gaat om een geschiedenis van begrippen en niet om 'zaken'. Daarom schrijft hij niet over wat mensen gedaan hebben, maar gaat na wat ze hebben geschreven. Voor veruit de meeste pedagogen was de sociale pedagogiek niet meer dan een onderdeel van het geheel van de pedagogiek. Coumou maakt in het tweede deel van het boek veel werk van twee pedagogen, die in de jaren twintig en dertig van de sociale pedagogiek hun hoofdrichting gemaakt hebben: Jacob Kohlbrugge en Carl Mennicke. Beiden zijn ze in de vergetelheid geraakt, en een beetje begrijpelijk wordt dat wel. Sociale pedagogiek stelde tot de Tweede Wereldoorlog in de praktijk nog niet veel voor.
doi:10.18352/bmgn-lchr.5200
fatcat:7mo7ojwfzraxrn2q6e43yxwdye