VOORTGAANDE SPECIALISATIE/DIFFERENTIATIE BINNEN DE ACCOUNTANTSOPLEIDING

J. A. Burggraaff
1978 Maandblad Voor Accountancy en Bedrijfseconomie  
De titel van deze bijdrage kan worden uitgelegd als te slaan op verbijzondering onder hen die de opleiding verzorgen en het onderwijs geven. Zij kan ook worden uitgelegd als te slaan op verbijzondering onder hen die de opleiding volgen, zodat zij bij voltooiing van hun studie over onderling verschillende deskundigheidspak ketten beschikken. Het eerste vraagstuk is zo onderwijskundig van aard, dat ik mij aan een behandeling daarvan niet mag wagen. Het onderw erp van deze bijdrage is daarom:
more » ... jzondering onder de opgeleiden. Deze verbijzondering is alleen dan de moeite van het overdenken waard, w an neer aannemelijk is dat verbijzondering in de opleiding aansluit op een diversiteit, welke in het maatschappelijk fungeren van de opgeleiden te verwachten of reeds manifest is. Diversiteit in fungeren Blijkens het jaaroverzicht 1976/1977 van het NIvRA is van de nog werkzame re gisteraccountants 74% als accountant werkzaam, en 26% in andere functies. Nu is bekend dat niet allen die het accountantsdiploma bezitten zich hebben laten in schrijven als registeraccountant. Het lijkt aannemelijk te veronderstellen dat m et nam e zij die de inschrijving niet nodig hebben om een accountantsfunctie te ver vullen, van die inschrijving hebben afgezien. Daaruit zou m en m ogen conclude ren dat de fractie der opgeleiden die niet als accountant werkzaam zijn, hoger is dan eerdergenoem d cijfer suggereert. In 1967 / 68 was 24% der registeraccountants niet als accountant werkzaam. Zo wel relatief als absoluut is er dus een stijging te constateren. ') J. P. de Haan "Is specialisatie van den accountantsarbeid gewenst?" Inleiding studievergadering N.I.V.A. 1932. H. J. van der SchroefT "Enige opmerkingen over mogelijkheden en wenselijkheden van verbijzondering in de uitoefening van het accountantsberoep." M.A.B. oktober 1947. ) Zie o.m. J. F. van Dijk "De accountant in de overheidshuishouding." M.A.B. juni 1974.
doi:10.5117/mab.52.16097 fatcat:fscdnkludbbwvluzikqm3rzs3a