The Internet Archive has a preservation copy of this work in our general collections.
Op De Lof Der s c h i l d e r-Ko n s t
1888
Oud-Holland
Die vol geschoncken zijn op 't schoonste uyt te blasen; Nat gra-e drincke-broers, die liever sit en kit, Als dat gij besig zijt en voor den esel sit: Die nergens liever sijt, als daar de kannen klappen, En daer men vaerdich loopt om weder vol te tappen; Die 't bier met kannen vol giet door uw' droge keel. En noyt versadigt sijt, al dronckje noch soo veel. Die alle Feesten viert met beestich te slampampen, Tot dat het hersen-huys door d'opgcstegen dampen ' Noch recht noch regel houdt: En dat gy
doi:10.1163/187501788x00140
fatcat:xry3xx2dkbatnkfbxl7erm7o6m