Over oud worden en sterven
Jacques De Visscher
1990
De Uil van Minerva
Cicero, Over ouderdom. Baarn. Ambo, & Schoten, Westland, 1989, 83 blz., 595 Bfr., ISBN 90 263 0983 X Edith Cardoen, Ervaring en betrokkenheid. Over zinvol ouder worden. Tielt. Lannoo, 1990, 85 blz., 398 Bfr., ISBN 90 209 1747 I Johan Cullberg, Crisis en innerlijke groei. Een psychoanalytische en sociaalpsychiatrische studie. Baarn. Ambo, & Schoten, Westland, 1988, 199 blz., 595 Bfr., ISBN 90 263 0870 1 Joanne Klink, Het onbekende venster. Nieuwe ervaringen met leven en sterven. Baarn. Ten Have,
more »
... & Schoten, Westland, 1989, 218 blz., 595 Bfr., ISBN 90 259 4424 8 MarianA. Verkerk, e.a., De mythe van de leeftijd. Ethische kwesties rondom het ouderenbeleid. 's-Gravenhage. Meinema, 1990, 135 blz., 530 Bfr., ISBN 90 211 3546 9 De ervaring van de hoge leeftijd, van het oud-worden en van het oudzijn, is geen exclusief 'bezit' van wie zo'n hoge leeftijd heeft bereikt. Trouwens, voor ik hier verder kan op ingaan, stelt zich al de vraag : wat moet onder 'hoge leeftijd' worden verstaan ? Voor de Romeinen begint de 'senectus' aan zestig jaar, maar vandaag zullen vele zestigjarigen niet aanvaarden dat ze oud zijn, omdat ze met het 'oud-zijn' alleen negatieve associaties verbinden. Ik ken mensen van zestig-vijfenzestig die echt oud zijn, zich laten gaan, zich nauwelijks verzorgen en zeker geen inspanning meer doen om uit hun huis te komen of om zich mentaal nog iets eigen te maken. Daartegenover zal ik nooit een gebeurtenis vergeten tijdens een congres in Brussel, waar de hoogbejaarde Hans-Georg Gadamer, toen negenentachtig jaar, de openingsrede zou houden. Zijn lezing was geen echte lezing, maar een wellicht goed ingestudeerde improvisatie in een taal die de zijne niet is, het Frans, met voor zich op tafel een klein briefje waarop slechts enkele zinnetjes stonden geschreven. Op een bepaald ogenblik ha_çl Gadamer het moeilijk om een bepaald woord uit te spreken; we hadden allemaal de indruk dat hij 'scientificité' moest zeggen. De voorzitter, Maurice Weyembergh, die naast hem zat, meende dit ook zo aan te voelen, en fluisterde hem het woord in. Gadamer probeerde twee keer, maar had telkens 'a slip of the tongue', waarna hij dan zijn gehoor glimlachend toevertrouwde : "ma langue est plus vieille que mon esprit".
doi:10.21825/uvm.v7i1.1891
fatcat:swcsxvyqbvelfc5qponmkye2ky