B. Schoenmaker, H. Roozenbeek, Vredesmacht in Libanon. De Nederlandse deelname aan Unifil 1979-1985

J.W.L. Brouwer
2006 BMGN: Low Countries Historical Review  
slechts twee ministers over naar de ploeg van Den Uyl (Van Agt en Boersma); dat zei genoeg. Wat Aantjes ook tegen de diverse beschuldigingen in bracht, voor de rechtervleugel van zijn partij gold hij vanaf de formatie van het kabinet-Den Uyl als opportunist. De opzeggingen van het lidmaatschap stroomden binnen. Electoraal gewin was er ook niet. De verkiezingen van 1974 voor de Provinciale Staten waren een ramp (de ARP werd haast gehalveerd). Aantjes stond echter voor zijn zaak en liet zich niet
more » ... van de wijs brengen. Bij een deel van zijn achterban oogstte hij daarmee respect. Bij de in 1977 gehouden verkiezingen voor de Tweede Kamer won het CDA een zetel, maar Van Agt en niet Aantjes was toen lijstaanvoerder. Van de KVP-er was bekend dat hij de samenwerking met de PvdA veel minder zag zitten dan zijn antirevolutionaire partijgenoot (die tweede stond op de lijst). Wat de kiezers precies wilden zeggen was dus niet duidelijk. Bij de formatie van het kabinet-Van Agt/Wiegel in het najaar van 1977 was de macht van Aantjes al tanende. Van Agt had binnen het CDA duidelijk het initiatief in handen. De hartelijke sfeer tijdens het etentje met mede-levensgenieter Wiegel (wat een contrast met de schraalhans Den Uyl!) in Le Bistroquet bleek bepalender voor de uitkomst van de besprekingen met de VVD dan alle bedenkingen die Aantjes kon verzinnen. Dat waren er vele. In feite fungeerde de door het KVP-smaldeel afgetroefde ARP-voorman na de totstandkoming van het nieuwe kabinet meer als 'loyalist' dan als supporter van zijn eigen ministers, ook al was hij fractievoorzitter. Zuiniger dan Aantjes het formuleerde kon zijn steun aan de nieuwe coalitie niet zijn. Dat maakte hem, terwijl hij al kampte met de gevolgen van een kentering van de stemming in Nederland, temeer omstreden. In dat licht is het verleidelijk zijn pijnlijke val van 1978, na bijna twintig jaar Kamerlidmaatschap, aan een complot van rechtse (pro-NAVO en ook vóór de door Aantjes gewantrouwde christen-democratische samenwerking) partijgenoten toe te schrijven. Aan Bouwman zijn die theorieën niet besteed. Hij maakt er korte metten mee, zoals hij in deze voortreffelijke, beeldend geschreven studie wel meer verhalen over Aantjes naar het rijk der fabelen verwijst. Zijn protagonist is dader noch slachtoffer. Hij was niet fout, maar heeft wel fouten gemaakt en daarvoor geboet. Het isook al viel de straf te zwaar uitbij alle tragiek niet iets om de geschiedenis een ernstig verwijt over te maken.
doi:10.18352/bmgn-lchr.6447 fatcat:6jukukzl6bdmnbb6nf5qctzjom