Henk D. Meijering en Han Nijdam, 'Wat is Recht?' De receptie van Oudfries recht in de Groninger Ommelanden in de 15e en 16e eeuw
B.S. Hempenius-van Dijk
2019
Us Wurk
In de Middeleeuwen maakte de landstreek die wij nu kennen als de Groninger Ommelanden, deel uit van het woongebied der Friezen langs de kust van de Noordzee. Wat de Friezen van oorsprong verbond, waren hun taal, hun recht en de idee van de Friese vrijheid. Op het terrein van de taal voltrok zich bij de Friezen in de Ommelanden rond 1400 een fundamentele verandering. Het Oudfries dat zij spraken en schreven, maakte in rap tempo plaats voor het (Middel-)Nedersaksisch, wat de noodzaak met zich
more »
... racht de in de Ommelanden in omloop zijnde rechtsteksten uit het Oudfries in het (Middel-)Nedersaksisch te vertalen. Terwijl de wetenschappelijke bestudering van het Oudfries en de in het Oudfries opgeschreven rechtsteksten al in de negentiende eeuw in gang was gezet, kwam er pas in de tweede helft van twintigste eeuw meer belangstelling voor de uit het Oudfries in het (Middel-)Nedersaksisch vertaalde rechtsteksten, zoals deze in meer dan tweehonderd Ommelander handschriften bewaard zijn gebleven. 1 Daarbij gaat het zowel om rechtsteksten die in de Ommelanden zelf gevormd zijn als om teksten die hun oorsprong in Westerlauwers Friesland hebben. Alle overgeleverde manuscripten zijn kopieën van kopieën. Het oudst bekende handschrift, Codex Sickinge, dat bewaard wordt in Assen, dateert van ca. 1445. De meeste zijn geschreven tussen 1480 en 1580. Wijlen prof. Pieter Gerbenzon was de eerste die wees op het belang van deze in het Nedersaksisch vertaalde teksten voor de bestudering van het Oudfriese recht in de late Middeleeuwen. In zijn proefschrift Excerpta legum (1956) identificeerde hij de tekst van een oorspronkelijk in het Oudfries geschreven, maar alleen in Nedersaksische vertaling overgeleverd rechtsboek. Dit uit Westerlauwers Friesland stammende rechtsboek kreeg van hem de titel Rechten ende Wilkoeren (RW) mee. 2 Gerbenzons "pionierswerk" op het terrein van de bestudering van deze Ommelander rechtshandschriften is door Meijering, Sytsema en Johnston voortgezet. De laatste heeft in het eerste hoofdstuk van zijn in 1998 verschenen dissertatie Codex Hummercensis het corpus van de Ommelander rechtshandschriften uitvoerig beschreven. In dit hoofdstuk geeft hij ook een karakteristiek van de inhoud hiervan, waarbij hij zes categorieën onderscheidt. De eerste daarvan zijn voor hem de
doi:10.21827/5c580f2af1674
fatcat:hzgoiena3ngwfjewvsmuvf4yym