Kloosterlingen en buitenstaanders. Grensoverschrijdingen in Ekkehards Casus Sancti Galli

M.B. de Jong
1983 BMGN: Low Countries Historical Review  
Rond het midden van de elfde eeuw liet Ekkehard IV van St. Gallen, schrijvend over de geschiedenis van zijn klooster, de Karolingische heerser Karel 111 (884-887) over een zeer getalenteerde en veelzijdige kloosterling zeggen, dat hij degene verwenste die zo'n man tot monnik had gemaakt!. Deze passage vestigt de aandacht op de wijze waarop de Benedictijnse kloosters van de vroege middeleeuwen gewoonlijk hun gelederen aanvulden. Deze gemeenschappen zijn wel eens vergeleken met een leger, dat
more » ... namelijk uit dienstplichtigen bestaat en waarin vrijwilligers slechts een gering aandeel hebben 2 • Kloosterling werd men in de regel niet uit eigen beweging; men werd door anderen tot kloosterling gemaakt. De meeste monniken en nonnen werden reeds als jonge kinderen opgenomen in een kloostergemeenschap; hun ouders of andere verwanten schonken hen 'aan God in het klooster', zoals de Regel van Benedictus dit in haar voorschrift betreffende de oblatie va~kinderen formuleert J . Dergelijke oblaten (pueri ob/ati, ook dikwijls aangeduid als pueri nu/rUi) waren door de gelofte, die voor hen bij hun oblatie was afgelegd, voor altijd aan het kloosterleven gebonden. Zij waren kindermonniken, geen pupillen die tijdelijk in een klooster verbleven 4 • Zeker in de grote rijksabdijen van het Karolingische en Duitse Rijk waren de oblaten zeer
doi:10.18352/bmgn-lchr.2412 fatcat:43r4qfjj5rhmlecl7da66i6abm