NOGMAALS DE FUNCTIE VAN DE ACCOUNTANT IN HET KADER VAN DE PENSIOEN- EN SPAARFONDSENWET

C. P. A. Bakker
1958 Maandblad Voor Accountancy en Bedrijfseconomie  
In het M.A.B. van september 1958 heeft de heer Th. J. P. Snijders gerea geerd op mijn beschouwing in het M.A.B. van mei 1957. Naar aanleiding van deze reactie zou ik gaarne het volgende opmerken: De heer Snijders schrijft dat mijn opvatting o.m. hierop neerkomt: de strekking van de N.I.v.A.-bestuursopvatting houdt niet in, dat de jaar lijkse premiereserveberekening door een actuaris dient te geschieden. Dit is echter niet het geval. Ik heb doen uitkomen, dat ik het eens ben met de
more » ... ursopvatting, voor zover die tot uitdrukking brengt, dat geen goedkeurende verklaring mag worden gegeven, indien geen zekerheid bestaat omtrent de belangrijkste post vaan de jaarrekening. Ik heb daarop laten volgen dat dit naar mijn mening niet inhoudt dat de berekening van de wiskundige reserve door een actuaris dient te geschieden. In dit opzicht wijkt mijn mening dus af van die van het bestuur van het N.I.v.A. en van die van de C.A.B. Van die afwijking ben ik mij goed bewust en ik heb getracht de gronden daarvoor aan te geven. Volgens de heer Snijders is de berekening van de premiereserve het technische hulpmiddel om de verplichtingen van het fonds balans-technisch tot uitdrukking te brengen. Dit wil ik niet betwisten, doch ik stel daarbij uitdrukkelijk vast dat dit middel slechts een benaderde waarde geeft. In dit opzicht zou men een vergelijking kunnen maken met de balanspost vaste eigendommen. Hierbij vindt men veelal slechts een waardeschatting bij de aankoop, gevolgd door systematische afschrijvingen, welke in de regel aan de veilige kant zijn, zodat na verloop van tijd stille reserves gaan optreden. Het gevolg is dat in de balans het eigen vermogen te klein wordt voorge steld, terwijl de resultaten, gemeten aan de balanswaarde, gunstiger lijken dan zij in feite zijn. Deze onnauwkeurigheid wordt als goed koopmansgebruik aanvaard, ofschoon zij door periodieke hertaxatie te vermijden is. Het feit, dat taxeren kosten meebrengt, is in de praktijk de voornaamste reden dat hertaxatie achterwege blijft. W elk belang heeft een pensioenfonds om bij de berekening van de wis kundige reserve een grotere nauwkeurigheid na te streven dan bij de waardering van de vaste eigendommen? De heer Snijders stelt, dat de berekening van de premiereserve niet alleen dient om het geruststellende gevoel te krijgen, dat er geen verlies is en dat het fonds zijn verplichtingen wel zal kunnen nakomen, doch dat het ook een positief doel heeft. W at daar onder moet worden verstaan, wordt niet omschreven. De verwijzing naar de huidige algemene opvatting omtrent de aan de verslaglegging te stellen algemene normen is zonder nadere omschrijving niet bruikbaar voor de conclusie van de heer Snijders. Het is overigens niet zo moeilijk de plaats te vinden waar de schoen wringt. De heer Snijders stelt dat de jaarrekening een beeld dient te geven van de tenuitvoerlegging van de verzekeringstechnische opzet van het fonds, hetgeen z.i. betekent dat zij in feite een confrontatie vormt van werke lijkheid met verwachting. De resultatenrekening zal z.i. moeten aangeven of en zo ja welke marge er overblijft tussen enerzijds de technisch vereiste middelen tot dekking van de "mutaties" in de verplichtingen, en anderzijds de in werkelijkheid beschikbaar gekomen middelen. m a b blz. 498
doi:10.5117/mab.32.13314 fatcat:etlztbtwhrgfjivae3tfqedkfe