P.A. Geljon, Geschiedenis van de algemene banken in Nederland 1860-1914, III, De algemene banken en het effectenbedrijf

J. Mooij
2007 BMGN: Low Countries Historical Review  
Geljon, P.A., Geschiedenis van de algemene banken in Nederland 1860-1914, III, De algemene banken en het effectenbedrijf (Dissertatie Vrije Universiteit Amsterdam 2005, NIBE-SVV-Bankhistorische reeks XXV; Amsterdam: NIBE-SVV, 2005, ix + 568 blz., €58,45, ISBN 90 5516 000 8). Dit bijna 600 pagina's tellende boek is tevens de studie waarop Piet Geljon in april 2005 promoveerde aan de Vrije Universiteit. Het onderhavige werk is het derde deel in de NIBE-SVV bankhistorische reeks 'De algemene
more » ... in Nederland 1860-1914', waarvan de eerdere delen werden geschreven door J. Kymmell. In aansluiting op de voorgaande delen, waarin de bancaire aspecten van kredietverlening en middelenvoorziening centraal stonden, behandelt deel III de activiteiten van de algemene banken op effectengebied in het tijdvak 1860-1914. Het onderwerp is zeker geen onontgonnen gebied, zoals Geljon in het inleidende hoofdstuk terecht aangeeft, maar tot dusver ontbrak een integrale studie. Het hier besproken boek voorziet in die leemte. Kort samengevat is het hoofdthema de wederkerige beïnvloeding van de banken en het effectenbedrijf. Daarbinnen heeft de auteur zich de niet eenvoudige taak gesteld door vier met elkaar samenhangende vragen te behandelen. Dit zijn (1) waarom begaven de algemene banken zich op het terrein van de effectenhandel; (2) welke werkzaamheden oefenden zij in het bijzonder uit; (3) welke plaats namen zij in naast de andere instellingen in de effectenhandel en (4) wat was het belang van het effectenbedrijf in verhouding tot hun andere activiteiten? Onder effectenbedrijf wordt hier verstaan: bedrijven die werkzaam zijn op het gebied van de beurs en de effectenhandel. Er is aldus sprake van een bedrijfstak: de effectensector. Dit blijkt evenzeer uit de brede opzet van deze studie, waarin naast het effectenbedrijf van de algemene banken ook uitvoerig aandacht is voor de andere partijen die (van oudsher) het effectenbedrijf uitoefenden, zoals commissionairs, administratiekantoren, effectenhuizen en assurantiemakelaars, aan de organisatie van de effectenhandel, de beurs en de koersontwikkeling. De kern van het boek bestaat uit zeven hoofdstukken, elk voorzien van een uitvoerig notenapparaat. Daarnaast bevat het werk een inleiding, een samenvattend hoofdstuk met conclusies, acht bijlagen, een goed gedocumenteerd overzicht van geraadpleegde archieven en uitgebreide literatuurlijst en overzichten van tabellen en grafieken. Een zorgvuldig samengesteld register maakt, dat het boek ook goed als naslagwerk bruikbaar is. Bovendien geven de met zorg gekozen illustraties een beeld van het beschreven tijdvak. Na het inleidende hoofdstuk, waarin behalve de vraagstelling ook een overzicht van bestaande literatuur over het onderwerp wordt gegeven, gaat Geljon in hoofdstuk 2 op zoek naar de wortels van het effectenbedrijf in Nederland. Deze lagen, hoe kan het ook anders, in Amsterdam bij de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, in 1602. In samenhang hiermee ontwikkelde Amsterdam zich tot een centrum van effectenhandel. De in de achttiende eeuw opgerichte bankiershuizen hielden zich vooral bezig met het uitbrengen van leningen aan buitenlandse vorsten en overheden. Slechts RECENSIES
doi:10.18352/bmgn-lchr.6608 fatcat:aio34et5lrferhy6bqgz7p3mfe