De inquisitierechtbank van Pieter Titelmans in de zestiende eeuw in Vlaanderen

J. van de Wiele
1982 BMGN: Low Countries Historical Review  
De inquisitie kan voor de Nederlanden grosso modo bestempeld worden als een typisch zestiende-eeuws verschijnsel. Uiteraard bestond zij reeds gedurende de voorgaande eeuwen in onze contreien, maar zij werd nooit echt op grote schaal toegepast. De opkomst van de hervorming in de zestiende eeuw daarentegen leidde tot de invoering van een door de wereldlijke overheid gecontroleerd inquisitieapparaat. Op 23 april 1522 benoemde Karel V Frans van der Hulst, licentiaat in het burgerlijk en kerkelijk
more » ... cht en tevens lid van de Raad van Brabant, tot inquisiteur-generaal in de Nederlanden 1 . De kerk zag echter haar belangen in gevaar gebracht en op 1 juni 1523 werd Van der Hulst door de paus gepromoveerd tot algemeen pauselijk inquisiteur. Toch bleef de invloed van de hoogste, kerkelijke instanties op dit inquisitieapparaat beperkt. Toen het in 1545 werd uitgebreid met provinciale onderinquisiteurs, gebeurde dat op initiatief van de vorst. Bovendien hadden de inquisiteurs-generaal door de breve van 20 maart 1525 een feitelijke onafhankelijkheid verworven ten opzichte van de bestaande bisschoppelijke en pauselijke inquisitie. Hiermee had de vorst een vrij efficiënt apparaat in het leven geroepen, dat kon instaan voor de beoordeling van eventuele ketters. Daarnaast moest er echter ook nog een degelijk bestraffingssysteem komen. Dit was van oudsher de bijna exclusieve taak van de wereldlijke overheid. De keizer vaardigde dus verschillende plakkaten uit, waarin de straffen voor ketters werden bepaald. Naarmate de ketterse beweging sterker werd, werden steeds strengere plakkaten uitgevaardigd. In 1550 werd dan de kroon op het werk gezet door de publikatie van het 'Eeuwig Edict' op 29 april. Dit plaatste op alle mogelijke over-* Wij stellen er prijs op iedereen te bedanken die ons bij het schrijven van dit artikel behulpzaam was en meer in het bijzonder prof. dr. M. Baelde en dr. P. van Peteghem, respectievelijk verbonden aan de Rijksuniversiteit te Gent en aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen. 1. P. Frédericq, Corpus documentorum inquisitionis haereticae pravitatis Neerlandicae (Gent, 1889-1906) IV, 102-104. 2. Recueil des ordonnances des Pays-Bas, 2e reeks, IV, 55-76 en 110-118. 3. Algemeen Rijksarchief Brussel, Staat en Audiëntie nr. 1177, f° 539r°-541r°. 4. Rijksarchief Ronse, Kerkarchief St.-Hermes nr. 3, f° 291r°. 5. Recueil des ordonnances, V, 227-231. 6. Algemeen Rijksarchief Brussel, Staat en Audiëntie nr. 1177, f° 266r°-267v° (copie). Recueil des ordonnances, V, 231-232.
doi:10.18352/bmgn-lchr.2288 fatcat:lq6ajgyxdzdu7f72cuxjzlu7fy