Mataram en de Overwal [chapter]

1958 De regering van Sultan Agung, vorst van Mataram (1613-1645) en die van zijn voorganger Panembahan Séda-ing-Krapjak (1601-1613)  
Te vaak is over het hoofd gezien, dat de vorst van Mataram ook aan de z.g. Overwal steeds als een machtig vorst is beschouwd. Ver buiten Java strekte zich zijn invloed uit. Men kan dit voor een deel toeschrijven aan een historische traditie, teruggaande tot Madja-Pait en Demak, die bij de overwal se volkeren nog leefde. Bovendien was de Mataramse vloot van kleine, snelle vaartuigen zelfs voor de Compagnie een factor, die meetelde, laat staan voor de ter zee zoveel zwakkere vorsten der grote
more » ... nden. Merkwaardigerwijze wordt deze Mataramse invloed pas goed merkbaar na de val van Sura-Baja in 1625, toen Agung bijkans de hele kust van Java in handen had. Palembang. Palembang werd nog bijzonder tot Mataram aangetrokken, omdat beide rijken een vijand gemeen hadden: Bantam. Daarentegen moest het steeds meer rekening houden met de ter zee machtige Compagnie, aan wie zij haar peper placht te slijten. Nadat Agung in 1625 Sura-Baja veroverd had, was daarmede aan zijn nieuwe Sunanstitel een bijzondere luister bijgezet. Het is dus verklaarbaar, dat de vorst van Palembang vermoedelijk in de westmoeson van 1625-26 aan de grote heerser een ambassade toezond met zeven olifanten en andere geschenken (d.]. V, 104). Echter werd dit geschenk niet om niet gegeven. De Palembanger zou de Sunan zijn hulp tegen Bantam hebben aangeboden, m.a.w. hem tot een oorlog tegen dit rijk hebben uitgenodigd. Ofschoon Agung's gedachten destijds wel naar Bantam gingen (zie blz. 132-33), begreep hij toch wel, dat hij buiten de Compagnie om daar niet toe zou geraken. Hij heeft dus al zijn aandacht op Batavia gericht. Met welk resultaat Ieren ons de jaren 1628 en '29. Intussen is Agung's bewering, dat de Palembangers zijn "subjecten"
doi:10.1163/9789004286450_019 fatcat:m223ooyg35b4tf4i7jvqqkx244