Het einde van de productieve deugd

S. Stuurman
1991 BMGN: Low Countries Historical Review  
In de Europese cultuurgeschiedenis wordt het fin-de-siècle in de regel omschreven als het einde van de negentiende-eeuwse zekerheden, als schemering van het bourgeois-rationalisme en het vooruitgangsgeloof, kortom als de ontbinding van de synthese van politiek, cultuur en wetenschap die de essentie van het negentiende-eeuwse liberalisme had uitgemaakt 1 . Het einde van de eeuw zou dus tevens het einde van een tijdvak geweest zijn, gemarkeerd door een stemmingsomslag, een wisseling van klimaat.
more » ... eze kijk op het fin-de-siècle die inmiddels tot een historisch cliché is geworden, heeft iets verraderlijks. Het harmonieuze en afgeronde beeld van de negentiende-eeuwse cultuur dat erin getekend wordt, is haast te mooi om waar te zijn. Met andere woorden: er bestaat misschien een dialectisch verband tussen het stereo-type beeld van het finde-siècle en het beeld van de negentiende eeuw als periode van 'trots en nuchter zelfvertrouwen'. Feitelijk was dat zelfvertrouwen altijd precair geweest, zelfs in de tweede helft van de negentiende eeuw toen de liberalen het getij op alle terreinen des levens mee schenen te hebben. Toch bestond er een liberale synthese, of op zijn minst het ernstige streven een samenhang van leven, geloof, wetenschap en politiek tot stand te brengen. De vraag waarin de eenheid van de liberale cultuur nu eigenlijk bestond, is essentieel voor het probleem dat hier besproken wordt. Het fin-de-siècle moet tenslotte ergens het einde van geweest zijn, wil de term niet geheel betekenisloos worden. Maar dat betekent nog niet dat pessimisme en crisis de geëigende etiketten voor deze jaren zijn. Een 'crisis der zekerheden' kan immers even goed als een verruiming van het intellectuele blikveld beleefd worden. Zeker als een nieuwe generatie het toneel betreedt, vervuld van morele zendingsdrang en gefascineerd door alles wat 'modern' is (of lijkt). Wat veranderde er nu precies in het liberalisme op het einde van de negentiende eeuw, en waarom was die verandering meer dan een accent-verschuiving? Om dat te verhelderen moet ik nog een ogenblik stilstaan bij het karakter van het liberalisme van de jaren zestig en zeventig, de glorietijd van Kappeyne en Van Houten, de generatie liberalen die in hun jeugd de revoluties van 1848 nog hadden meegemaakt. De produktieve deugd en het kwaad der parasieten 'Burger' te zijn, citoyen, dat was de essentie van de politieke cultuur van het liberalisme van de tweede helft der negentiende eeuw. Het liberale ideaal van burgerschap was het noodzakelijke complement van de politieke economie. Smiths
doi:10.18352/bmgn-lchr.3439 fatcat:6emjv624bffbhnjshumn33yhdm